Home » Financiële Planning » Lijfrente » Lijfrente Expiratie » Alimentatie lijfrente
Uitgaven voor alimentatieverplichtingen zijn een persoonsgebonden aftrekpost. Uitkeringen of afkoopsommen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn zijn echter uitgesloten van de aftrek als onderhoudsverplichtingen. Het is daarom van groot belang om te onderscheiden tussen alimentatieverplichtingen aan de ex-partner enerzijds en alimentatieverplichtingen aan de kinderen anderzijds. alleen de alimentatie verschuldigd aan de ex-partner is aftrekbaar en komt in aanmerking voor een lijfrente.
De alimentatielijfrente
De alimentatieverplichting kan worden afgekocht door middel van een zogenaamde alimentatielijfrente. De koopsom van een dergelijk alimentatielijfrente kan als persoonsgebonden aftrekpost op het inkomen in mindering worden gebracht (de termijnen zijn belast bij de gewezen partner) als aan een aantal voorwaarden is voldaan:
Hiermee wordt de mogelijkheid uitgesloten om de lijfrente door de alimentatieplichtige in eigen beheer, in privé of door een rechtspersoon te laten uitvoeren. Uitvoering in eigen beheer zou ook niet leiden tot de beoogde scheiding van de financiële huishoudens van de voormalige huwelijkspartners en de verschaffing van zekerheid aan de alimentatiegerechtigde.
Onder een lijfrente wordt verstaan: een aanspraak volgens overeenkomst van levensverzekering op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen.
Bovendien moest de duur van de lijfrente in beginsel zodanig zijn dat er sprake was van een sterftekans van (ongeveer) 1%. Sinds 2006 bestaat er een goedkeuring dat er bij een alimentatielijfrente niet langer op dit 1%-criterium wordt getoetst.
Uitstel van de lijfrente is niet toegestaan. Dit zou bijvoorbeeld gewenst kunnen zijn indien het inkomen van de alimentatiegerechtigde na het scheidingsmoment vooralsnog afdoende is.
Uit deze voorwaarde volgt dat een vorm van restbegunstiging niet mogelijk is. Deze regel vindt zijn oorsprong in het feit dat ook een ‘normale’ alimentatie stopt bij het overlijden van de ex-echtgenoot.
Over het algemeen zal het aangaan van een alimentatielijfrente niet gedaan worden uit pure financiële overwegingen. Fiscaal gezien is het hoogstwaarschijnlijk niet optimaal voor de alimentatieplichtige om de gehele alimentatie in één enkele keer af te storten terwijl het voor de ontvanger in fiscaal opzicht weinig verschil maakt. Daarnaast is er het nadeel dat, indien de ontvanger tijdens de lijfrente overlijdt, de verzekeraar de overlijdenswinst maakt. In een ‘normale’ alimentatie situatie zou de betaler kunnen stoppen met de alimentatieuitkeringen en ligt de overlijdenswinst dus bij de alimentatieplichtige. Een ander nadeel ligt in het feit dat de verzekeraar gewoon de uitkeringen zal blijven doen terwijl er bij een gewone alimentatie altijd de mogelijkheid is dat de betaler de uitkeringen kan stoppen of verlagen (de ex hertrouwt of krijgt zelf een hoger inkomen). Dit is natuurlijk te zien als een voordeel voor degene die de uitkeringen krijgt.
Gezien het feit dat deze opzet voor de alimentatiebetaler over het algemeen erg nadelig is en voor de alimentatieontvanger voordelig, wordt deze opzet zelden zonder goede reden gebruikt. Vaak spelen emotionele redenen een grotere rol dan financiële of wordt de totale koopsom omlaag gebracht na goed overleg tussen de twee betrokkenen.
Hoofdkantoor Den Haag
Noordeinde 35
2514 GC DEN HAAG
Vestiging Venray
Langstraat 125
5801 AC Venray
tel : 085 303 09 53
info@clarusadvies.nl